Minister Bruno Bruins wil gebruik zeer zware pijnstillers terugdringen

Afbeeldingsresultaat voor oxycodon

Minister Bruno Bruins (Medische Zorg) neemt verschillende maatregelen om het groeiende gebruik van zware pijnstillers zoals Oxycodon en Fentanyl zo veel mogelijk terug te dringen. Het aantal gebruikers van zeer sterke pijnstillers, zogenaamde opioïden, is de afgelopen tien jaar fors gestegen. De zware pijnstillers zijn effectief en onmisbaar in het bestrijden van pijn, maar aan het gebruik kleven risico’s, waaronder verslaving. De maatregelen moeten leiden tot het vergroten van de kennis en bewustzijn van de risico’s, duidelijke richtlijnen, meer onderzoek en snellere signalering van verkeerd of oneigenlijk gebruik van opioïden.

Waren er in 2008 nog 93.000 patiënten die de pijnstiller Oxycodon gebruikten, in 2018 is dat gestegen naar 485.000. Ook het gebruikersaantal van Fentanyl steeg in dezelfde periode van 65.000 naar 111.000.

Bruno Bruins: ‘Dat groeiend gebruik van zware pijnstillers baart me grote zorgen. Het gaat hier niet om aspirientjes, maar zeer zware en vaak verslavende middelen. In de VS is een maatschappelijk probleem ontstaan rondom mensen die, vaak ongewild, verslaafd zijn geraakt aan pijnstillers. Ik wil er met artsen, onderzoekers en beleidsmakers voor zorgen dat wij die kant hier beslist niet op gaan.’

Probleem
Opioïden zijn de zwaarste categorie pijnstillers. Zij hebben bij langdurig gebruik een hoog verslavingsrisico, dat geldt in het bijzonder voor Oxycodon. Volgens experts ligt de grens tussen gebruik en misbruik op de loer. Afbouw van het gebruik zonder passende begeleiding is niet eenvoudig. Langdurig gebruik kan in het ergste geval leiden tot vergiftiging. Het aantal (vermijdbare) ziekenhuisopnames neemt als gevolg hiervan toe.

Bruins: ‘Situaties waarin patiënten verslaafd raken aan Oxycodon soms jarenlang of onnodig op de spoedeisende hulp belanden als gevolg van vergiftiging door onverantwoord gebruik van Oxycodon, vind ik onacceptabel.’

Aanpak
Vanaf 1 maart gaat een groep artsen, apothekers en ander experts gezamenlijk aan de slag. Hun opdracht is om de acties en maatregelen rondom opioïden in kaart te brengen en te coördineren. Het gaat onder andere om het geven van voorlichting en het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek. Dit moet er uiteindelijk toe leiden dat voorschrijvers en gebruikers zich bewust zijn welke alternatieve keuzemogelijkheden er op het terrein van pijnstillers zijn en welke risico’s hieraan verbonden zijn. Ook moet het gebruik, wanneer dat niet meer strikt noodzakelijk is, zo snel mogelijk op een verantwoorde manier worden gestopt.

Oorzaken
De belangrijkste maatschappelijke oorzaken die de deskundigen noemen voor de toename van het gebruik zijn vergrijzing, meer maatschappelijke en medische aandacht voor pijnbestrijding en meer media-aandacht voor pijnbestrijding met sterkwerkende opioïden. Verder zijn gedragsaspecten als het laagdrempelig voorschrijven, het terughoudend voorschrijven van alternatieven, onvoldoende kennis en bewustzijn van de potentiële risico’s voor patiënten en het te gemakkelijk gebruik maken van herhaalreceptuur factoren die eveneens de snelle groei verklaren.

Vaker online op zoek naar informatie over gezondheid

Nederlanders zoeken steeds vaker informatie over gezondheid en leefstijl op internet. Twee derde van de Nederlanders van 12 jaar of ouder zei hier in 2018 online naar op zoek te zijn geweest. Ook wordt internet steeds vaker gebruikt om afspraken te maken met medisch specialisten of huisartsen of om medicijnen te kopen. Dat blijkt uit de nieuwste cijfers van het onderzoek ICT-gebruik van huishoudens en personen 2018 van het CBS.

Van de Nederlanders van 12 jaar of ouder zocht 67 procent in 2018 online naar informatie over gezondheid en leefstijl. In 2012 was dit nog niet de helft. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om informatie over ziekten, voeding of beweging. Het percentage vrouwen dat op internet op zoek was naar dit soort informatie was hoger (71) dan het percentage mannen (63).

Ouderen minst vaak online op zoek naar informatie over gezondheid

Het zijn vooral 25- tot 45-jarigen die online zochten naar informatie over gezondheid; 80 procent van de personen in deze leeftijdsgroep had dit in 2018 gedaan. Van de Nederlanders in de leeftijdscategorieën van 45 tot 65 jaar en 65 jaar of ouder gaf 70 procent en 52 procent aan online op zoek te zijn geweest naar informatie over gezondheid.

Verder geldt dat het aandeel hoogopgeleide Nederlanders dat deze informatie zocht (81 procent) groter is dan het aandeel middelbaaropgeleiden (73 procent). Onder middelbaaropgeleiden was dat weer hoger dan onder laagopgeleiden (49 procent).

Kwart Nederlanders maakt afspraak online

Een kwart van de Nederlanders van 12 jaar of ouder maakte in 2018 gebruik van het internet om een afspraak te maken met een huisarts of medisch specialist. In 2012 was dit 10 procent. Het zijn vooral Nederlanders van 25 tot 45 jaar die dat doen (33 procent). In de leeftijdscategorieën van 45 tot 65 jaar en 65 jaar of ouder maakte 26 procent en 18 procent van de Nederlanders online een afspraak. Van de jongeren van 12 tot 25 jaar deed 20 procent dit.

Het percentage hoogopgeleiden (34) dat online actief is om afspraken te maken is groter dan het percentage laagopgeleiden (16). Middelbaaropgeleiden zaten hier met 26 procent weer tussenin. Er is op dit punt geen verschil tussen mannen en vrouwen.

Steeds vaker aankopen medicijnen online

Niet alleen zijn Nederlanders steeds vaker op internet op zoek naar informatie over gezondheid en leefstijl, ook kopen ze vaker medicijnen online. Kocht in 2012 nog geen 3 procent medicijnen via internet, in 2018 was dit gestegen naar 10 procent.

Nederlanders van 25 tot 45 jaar en 45 tot 65 jaar kopen even vaak medicijnen online. Van deze leeftijdsgroepen gaf 12 procent aan medicijnen via internet aangeschaft te hebben. Onder Nederlanders van 12 en 25 jaar en voor 65-plussers ligt dat met respectievelijk 7 procent en 8 procent lager.

Nederland koploper in Europa met online informatie zoeken over gezondheid

Nederland heeft van alle EU-28 landen het hoogste percentage mensen van 16 tot 74 jaar dat informatie opzoekt over gezondheid op internet. In 2018 had 72 procent van de Nederlanders van deze leeftijd dat gedaan, het gemiddelde van de Europese Unie was 52 procent.

Nederland staat op de vierde plaats als het gaat om online afspraken maken. In 2018 had 27 procent van de Nederlanders een afspraak online gemaakt, bijvoorbeeld met een specialist van een ziekenhuis of een gezondheidscentrum. Het EU-gemiddelde lag op 17 procent. In Finland was dit aandeel het grootst (44 procent), gevolgd door Denemarken (41 procent).

Online medicijnen kopen is een minder gangbare online activiteit. 9 procent van de EU-burgers doet dit. Nederland staat in Europa op de vijfde plaats met 11 procent. In Duitsland (24 procent), Zweden (23 procent) en Denemarken (17 procent) worden medicijnen vaker online aangeschaft.

90 miljoen voor inzet technologie bij zorg thuis

Hugo de Jonge.

Inzet van technologie kan voor veel ouderen met een chronische ziekte of beperking van betekenis zijn, om met een goede kwaliteit van leven zelfstandig te kunnen blijven wonen. Om de inzet van zulke e-health toepassingen toe te laten nemen, investeert het kabinet de komende jaren 90 miljoen euro via een stimuleringsregeling. Aanbieders van zorg en ondersteuning kunnen dit voorjaar samen met inkopers dit voorjaar daarvoor plannen indienen.

De toepassing van technologie in de zorg en ondersteuning wordt steeds belangrijker. Door e-health kan beter en effectiever zorg en ondersteuning verleend worden en het kan zorgmedewerkers ontlasten.  Voor de ouderen of chronisch zieken en hun mantelzorgers draagt e-health onder andere bij aan meer regie en meer bewegingsvrijheid en zorgt het ervoor dat zij met een grotere kwaliteit van leven langer thuis kunnen wonen. Om deze redenen zet minister De Jonge (VWS) in het programma Langer Thuis in op het op grotere schaal gebruiken van e-health. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om valsensoren, elektronische sleuteloplossingen, wondverzorging op afstand, communicatieplatforms tussen professionals onderling en de cliënt, leefstijlmonitoring, maar ook technologie die een mantelzorger in staat stelt op afstand in de gaten te houden hoe het met zijn naaste gaat.

Stimuleringsregeling E-Health Thuis

Ondanks de toegevoegde waarde en de toename van het aantal innovatieve toepassingen, blijken in de praktijk barrières te bestaan voor ouderen, professionals, aanbieders van ondersteuning en zorg en inkopers om op grotere schaal met e-health toepassingen te gaan werken. Ouderen en professionals hebben soms training nodig om te leren hoe ze de e-health toepassing gebruiken. Werkprocessen en inkoopcontracten vragen vaak aanpassing. Met de Stimuleringsregeling E-Health Thuis wordt een stevige impuls gegeven aan innovatieve en digitale zorg thuis, die ouderen zelfredzamer maken en eraan bijdragen dat ouderen langer veilig en verantwoord thuis kunnen wonen.
Er zijn al veel e-health toepassingen ontwikkeld die bruikbaar zijn voor deze mensen, maar minister De Jonge wil graag dat die voor meer cliënten beschikbaar komen als onderdeel van de reguliere ondersteuning en zorg. De komende 3 jaar is er jaarlijks € 30 miljoen beschikbaar om op grotere schaal en structureel e-health in te zetten in de reguliere zorg en ondersteuning van ouderen en mensen met een (risico op) chronische ziekte of beperking die thuis wonen. Vanuit de regeling kunnen in totaal ongeveer 280 initiatieven bekostigd worden. Aanbieders van Wmo-ondersteuning, Zvw- of Wlz- zorg thuis kunnen samen met één (of meer) inkopers van ondersteuning en zorg een aanvraag indienen. Vanaf 1 maart 2019 staat de regeling open voor aanvragers.

Langer Thuis

Het aantal ouderen neemt toe in Nederland van zo’n 1,3 miljoen 75-plussers in 2019 tot 2,1 miljoen in 2030. Ouderen worden ook ouder, blijven langer vitaal en wonen als gevolg daarvan langer zelfstandig thuis. In het programma Langer Thuis wordt ingezet op het verbeteren van drie belangrijke randvoorwaarden voor een goede kwaliteit van leven voor de groeiende groep thuiswonende ouderen. Het programma Langer Thuis is samen met de programma’s Eén tegen Eenzaamheid en Thuis in het Verpleeghuis onderdeel van het Pact voor de Ouderenzorg waarin 2018 rum 200 partijen zich committeerden aan het verbeteren van de zorg voor onze ouderen door de strijd aan te gaan tegen eenzaamheid, de kwaliteit van de verpleeghuiszorg te verbeteren en thuiswonen beter mogelijk te maken.