Europa maakt vuist tegen antibioticaresistentie

AMRIn Parijs is vandaag de Europese Joint Action antibioticaresistentie gelanceerd. De officiële naam is EU-JAMRAI (Joint Action on Antimicrobial Resistance and HealthCare-Associated Infections). De lancering vond plaats op het Franse ministerie van Volksgezondheid, onder toeziend oog van de Europese Commissie en beleidsmakers en organisaties uit 28 landen, waaronder Nederland. Dit initiatief brengt EU-lidstaten, internationale organisaties, instituten en universiteiten samen bij het aanpakken van antibioticaresistentie. Doel is om bestaande initiatieven te versterken, maar ook om zelf concrete stappen te zetten om antibioticaresistentie te verminderen.

Antibioticaresistentie

Antibioticaresistentie is een wereldwijde bedreiging voor de volksgezondheid. Kern van het probleem is dat door onzorgvuldig gebruik steeds meer bacteriën ongevoelig worden voor de werking van antibiotica. Gevolg is dat nu eenvoudig te genezen ziektes (zoals long- of blaasontsteking) weer levensbedreigend kunnen worden. Naar schatting van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vallen er wereldwijd jaarlijks ca 700.000 doden als gevolg van antibioticaresistentie.

EU-JAMRAI

EU-JAMRAI wil binnen de Europese Unie gedragsverandering bevorderen op zowel individueel als gemeenschapsniveau. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘One Health’ aanpak, waarbij preventie en controle van antibioticaresistentie bij mensen, dieren en milieu centraal staat. Ook zorgt EU-JAMRAI ervoor dat bestaande internationale en Europese initiatieven op een gecoördineerde wijze worden uitgevoerd.

Groot aantal deelnemers

Maarliefst 82 organisaties nemen deel aan deze Joint Action, waaronder bijvoorbeeld de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), maar ook vertegenwoordigers van patiënten, zorgprofessionals en industrie. Deze organisaties zorgen samen met de Europese Commissie voor de financiering. Het totale budget is 7 miljoen euro, waarvan ruim 4 miljoen afkomstig van de Europese commissie.

Nederlandse inzet

Binnen Europa is Nederland een van de koplopers in de strijd tegen antibioticaresistentie. Zo investeerde Schippers onlangs nog 2 miljoen euro in de ontwikkeling en productie van nieuwe antibiotica. EU-JAMRAI bestaat in totaal uit 9 verschillende ‘werkpakketten’. Deze zijn hieronder te vinden. Het Nederlandse ministerie van VWS coördineert het pakket dat gaat over de implementatie van nationale strategieën en actieplannen. Dit is een directe uitkomst van het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie in 2016, waar de aanpak van antibioticaresistentie prioriteit had.

EU-JAMRAI-werkpakketten

  • WP1: Coördinatie van het project.
    Projectleider: Inserm, Frankrijk.
  • WP2: Verspreiding.
    Projectleider: Spaans Agentschap Geneesmiddelen en Medische Apparaten (AEMPS), Spanje.
  • WP3: Evaluatie van het project.
    Projectleider: Istituto Superiore di Sanita ‘(ISS), Italië.
  • WP4: Integratie in nationaal beleid en duurzaamheid.
    Projectleider: Ministerie van Sociale Zaken en Gezondheid (MoH-FR), Frankrijk.
  • WP5: Implementatie van nationale strategieën en nationale actieplannen voor AMR.
    Projectleider: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Nederland.
  • WP6: Beleid voor de preventie van gezondheidszorg geassocieerde infecties en hun implementatie.
    Co-leiders: Hellenic Center for Disease Control and Prevention (HCDCP), Griekenland & Public Health Agency of Sweden (FOHM), Zweden.
  • WP7: Geschikt gebruik van antimicrobiële middelen bij mensen en dieren.
    Co-projectleiders: Noors Instituut voor Volksgezondheid (FHI), Noorwegen en AEMPS, Spanje.
  • WP8: Bewustmaking en Communicatie.
    Projectleider: AEMPS, Spanje.
  • WP9: Prioriteren en implementeren van onderzoek en innovatie voor de volksgezondheidsbehoeften.
    Co-projectleiders: Noors Instituut voor Volksgezondheid (FHI), Noorwegen & Inserm, Frankrijk.

Exoom verklapt oorzaak afweerstoornis

Het in kaart brengen van alle eiwit-coderende regio’s (exoom) van het menselijke DNA helpt bij het vinden van de oorzaak van immuunziektes. Hierdoor is een gerichte behandeling van zware infecties mogelijk. Genetisch onderzoeker Peer Arts van het Radboudumc combineerde hiervoor als eerste whole exome sequencing met immunologisch onderzoek. Op 12 september promoveert hij in Nijmegen.

Het afweersysteem is voor iedereen verschillend. Tussen de 25 en 75 procent van de kracht van onze afweer is genetisch bepaald. Een gendefect kan de werking van het afweersysteem verstoren en iemand overgevoelig maken voor bepaalde infecties. Door deze defecte genen op te sporen, is te achterhalen welke afweerstoffen niet of te weinig worden aangemaakt. Een gerichte behandeling kan dit defect vervolgens compenseren.

Exoom
Aangezien er meer dan 300 verschillende genetische oorzaken van immuundeficiënties bekend zijn, is het bepalen van de exacte oorzaak bij een individuele patiënt een grote uitdaging. Peer Arts paste als een van de eersten ter wereld whole exome sequencing toe om de genetische oorzaak van immuunziektes op te sporen. Deze methode brengt alle eiwit-coderende regio’s (exoom) van het menselijke DNA in kaart. Arts analyseerde het exoom van een diverse groep patiënten met onbehandelbare zware infecties vanwege een aangeboren defect in het immuunsysteem.

Nieuwe methode
Arts combineerde het genetische onderzoek met functioneel onderzoek. Hierbij stelde hij het bloed van patiënten bloot aan moleculen die infecties met verschillende ziekteverwekkers nabootsen. Arts keek vervolgens naar de productie van cytokines. Deze moleculen spelen een belangrijke rol in de activatie van het afweersysteem. Afwijkende hoeveelheden cytokines kunnen wijzen op de oorzaak van een immuundefect. Peer Arts: “Bij sommige patiënten is zo’n functionele test alleen niet heel duidelijk. We kunnen maar een beperkt aantal cytokines meten. Maar als je ook de genetische oorzaak weet, kun je veel gerichter gaan zoeken.”

Juiste diagnose
Bij ruim een kwart van de patiënten leidde het genetische onderzoek tot een juiste diagnose. Daarnaast leverde het onderzoek vier nieuwe genen op die een nog onbegrepen immunologisch defect bij patiënten konden verklaren. Peer Arts: “Immuunaandoeningen zijn lastig te onderzoeken, omdat ze niet voor iedereen hetzelfde zijn. Niet iedereen die dezelfde mutatie heeft, laat hetzelfde klinische beeld zien. De manier waarop iemand geïnfecteerd is, is voor iedereen anders. De combinatie van genetische tests en functionele tests is daarom essentieel om de exacte vorm van een immuundefect aan te kunnen wijzen.”

Zware koortslip genezen
Een opvallend succes boekte Arts bij onderzoek naar drie patiënten met een herpesinfectie. Een infectie met een herpesvirus komt veel voor en leidt tot bijvoorbeeld een koortslip. Bij de drie patiënten waren de symptomen veel zwaarder met zweren in het gehele gezicht. Genetisch onderzoek leverde drie verschillende genetische defecten op, maar uit functioneel onderzoek bleek dat alle drie de patiënten een tekort hadden aan de afweerstof interferon-gamma (IFN-γ). Dit verklaarde de heftige symptomen. Een behandeling waarbij het tekort aan IFN-γ werd opgeheven, zorgde er bij alle drie de patiënten voor dat de symptomen als sneeuw voor de zon verdwenen.

Taakherschikking in de ouderenzorg nog in kinderschoenen

Afbeeldingsresultaat voor radboudumcTaakherschikking kan de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de ouderenzorg verbeteren. De inzet van hoogopgeleide zorgprofessionals zoals Verpleegkundig Specialisten en Physician Assistants staat echter nog in de kinderschoenen. Dat blijkt uit onderzoek van het Radboudumc en de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) dat gefinancierd is door het ministerie van VWS. De onderzoekers komen met aanbevelingen waarmee organisaties de taken beter kunnen verdelen.

De kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de ouderenzorg in Nederland staat onder druk. Het ministerie van VWS zet daarom al enkele jaren in op het verschuiven van taken in de zorg, waarbij hoogopgeleide zorgprofessionals zoals Verpleegkundig Specialisten en Physician Assistants taken overnemen van artsen, zodat deze ruimte krijgen voor andere taken. Deze hoogopgeleide zorgprofessionals vormen een relatief nieuwe beroepsgroep met zelfstandige bevoegdheden en verantwoordelijkheden die zijn vastgelegd in de wet.

Kinderschoenen
In huisartsenpraktijken en ziekenhuizen is al ruime ervaring met taakherschikking, maar in de ouderenzorg staat dit nog in de kinderschoenen. Een toenemend aantal verpleeghuizen hebben Verpleegkundig Specialisten en Physician Assistants in dienst vanwege het tekort aan specialisten ouderengeneeskunde. Maar het ontbreekt de instellingen aan een eenduidige visie op de personeelssamenstelling, waardoor er een grote praktijkvariatie is in de verdeling van zorgtaken. Overigens bestaat deze praktijkvariatie ook binnen de huisartsenpraktijken vanwege onduidelijkheid over de rol van hoogopgeleide zorgprofessionals in de (preventieve) zorg voor kwetsbare ouderen.

Onbekendheid
Onderzoekers van het Radboudumc en de HAN zien op basis van literatuuronderzoek en diepte-interviews met een groot aantal zorgprofessionals dat er ook veel onbekendheid is met de bevoegdheden van hoogopgeleide zorgprofessionals, wat leidt tot een onderbenutting van Verpleegkundig Specialisten en Physician Assistants. Uit case studies in zeven verpleeghuizen bleek ook dat specialisten ouderengeneeskunde het vaak moeilijk vinden om verantwoordelijkheid uit handen te geven, waardoor Verpleegkundig Specialisten en Physician Assistants minder taken kregen dan waarvoor ze bekwaam en bevoegd zijn.

Raamwerk
Om professionals en bestuurders te ondersteunen bij de implementatie van taakherschikking in de ouderenzorg hebben de onderzoekers een raamwerk ontwikkeld. Miranda Laurant, coördinator van het onderzoek en lector bij de HAN: “De inzet van Verpleegkundig Specialisten en Physician Assistants sluit aan bij maatschappelijke ontwikkelingen en kan de kwaliteit van de ouderenzorg verbeteren. Bovendien vormen deze professionals een verbindende schakel tussen artsen, verpleegkundigen en verzorgenden.”

Platform Zorgmasters
Met het raamwerk kunnen landelijke beroepsverenigingen en -koepels in gesprek gaan over de invulling van taakherschikking in de ouderenzorg. Ook biedt het handvatten voor organisaties om de personeelssamenstelling zo in te richten dat de juiste professional op de juiste plek bijdraagt aan verbetering van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de ouderenzorg. Via het Landelijk Platform Zorgmasters stelt het ministerie van VWS het raamwerk ter beschikking.

Miranda Laurant: “De ouderenzorg kampt met een slecht imago, wordt door professionals als weinig aantrekkelijk ervaren en is er een krapte op de arbeidsmarkt. We hebben echter veel gepassioneerde mensen gesproken die zich vol overgave inzetten voor de ouderen. Er liggen volop kansen om de ouderenzorg met een goede personeelssamenstelling, waar hoogopgeleide zorgprofessionals deel van uit maken, te verbeteren.”