Zorgmijding huisarts om financiële redenen jarenlang gelijk

Ongeveer 3 procent van de mensen ziet om financiële redenen wel eens af van bezoek aan de huisarts. Dat percentage is sinds 2009 niet veranderd. Dat blijkt uit een onderzoek naar zorgmijding in opdracht van het ministerie van VWS samen met de Consumentenbond, de Landelijke Huisartsenvereniging en Zorgverzekeraars Nederland. Minister Schippers heeft het onderzoek vandaag aan de Tweede Kamer gestuurd.

Uit het onderzoek blijkt verder dat het percentage mensen dat voorgeschreven medicijnen niet heeft opgehaald, is gedaald van 34% in 2008 naar 29% in 2014. Het percentage mensen dat wel eens een verwijzing naar de specialist door de huisarts niet heeft opgevolgd is tussen 2008 en 2013 gestegen van 20% naar 27%. Opvallend is dat de sterkste toename in 2011 en 2012 heeft plaatsgevonden, terwijl de stijging in 2013 (het jaar van de verhoging van het eigen risico tot €350) relatief beperkt is. Bij kinderen onder de 18, die geen eigen risico betalen, geldt dat in 2013 ongeveer 25% geen gebruik maakte van een verwijzing van de huisarts. Onduidelijk is wat hiervoor de precieze redenen zijn. Uit het onderzoek blijkt geen relatie tussen het percentage zorgmijders en de hoogte van het eigen risico.

Financiële toegang zorg
Het afzien van zorg is niet per se ongewenst. Soms gebruiken mensen terecht geen (vervolg)zorg, omdat bijvoorbeeld zonder zorg de klacht vanzelf overgaat. Wanneer mensen onterecht afzien van noodzakelijke (vervolg)zorg, bijvoorbeeld vanwege hun inkomen, is dat ongewenst. Om de financiële toegang tot de zorg voor mensen met een lager inkomen te waarborgen zijn al verschillende maatregelen genomen. Zo is er de zorgtoeslag, die mensen een tegemoetkoming biedt in de premie en het eigen risico en hebben gemeenten geld ter beschikking gekregen om mensen met lage inkomens extra te ondersteunen. Ook komen sommige zorgkosten in aanmerking voor belastingaftrek en zijn 620.000 mensen via hun gemeente collectief verzekerd. Daarnaast geldt er een aantal uitzonderingen op het eigen risico. Zo betalen jongeren onder de 18 geen zorgpremie en geldt voor hen ook geen eigen risico. Voor mensen boven de 18 zijn verschillende vormen van zorg bewust uitgezonderd van het eigen risico, onder andere huisartsenzorg (waaronder de huisartsenpost), verloskundige zorg en kraamzorg

Aanvullende acties
Minister Schippers kondigt verschillende aanvullende acties aan als reactie op het onderzoek. Zo wordt er al dit najaar meer voorlichting gegeven over de uitzonderingen op het eigen risico en de mogelijkheid tot het al dan niet vooraf gespreid betalen van het eigen risico aan de zorgverzekeraar. Bijna alle zorgverzekeraars bieden deze mogelijkheid. Ook wijst de minister op het belang van maatwerk voor bepaalde kwetsbare mensen op lokaal niveau. Gemeenten spelen hierin een belangrijke rol. De situatie van deze mensen loopt vaak zo uiteen dat algemeen landelijk beleid hierop niet goed werkt. Ten slotte kunnen ook zorgaanbieders ertoe bijdragen dat patiënten minder afzien van noodzakelijke zorg

Permanente uitsluiting bloeddonatie van de baan

Mannen die seks hebben met mannen (MSM) kunnen 12 maanden na het laatste MSM-contact bloed doneren. Met dat standpunt maakt minister Edith Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een eind aan de permanente uitsluiting van deze mensen voor bloeddonatie. Ondertussen worden internationale ontwikkelingen en onderzoek gevolgd om uit te zoeken of en onder welke voorwaarden een kortere wachttijd mogelijk is in de toekomst.

Minister Schippers: “Ik ben overtuigd voorstander van emancipatie en gelijke behandeling van mensen en tegelijkertijd verantwoordelijk voor een veilige bloedvoorziening in Nederland. Door een periode van 12 maanden na het laatste seksuele contact aan te houden is permanente uitsluiting van de baan en is er geen aanwijzing dat de veiligheid van bloedproducten in het geding is.”

Voor een bepaling van het standpunt is onderzoek uitgevoerd dat al eerder naar de Tweede Kamer is gestuurd. Ook is gekeken naar alternatieven voor het donorselectiebeleid, naar bestaande juridische kaders en is de praktijk in Nederland vergeleken met andere landen. Met dit standpunt sluit Nederland aan bij het bestaande beleid in Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Het standpunt is mede tot stand gekomen naar aanleiding van uitgebreide gesprekken met betrokken partijen zoals de Nederlandse Vereniging van Hemofiliepatiënten, die bloedproducten ontvangen, het COC, die voor de belangen van onder andere MSM opkomt en de stichting Sanquin Bloedvoorziening, die verantwoordelijk is voor de bloedvoorziening in Nederland. Sanquin is gevraagd internationale ontwikkelingen en onderzoek te volgen waarin wordt gekeken of een wachttijd korter dan 12 maanden ook mogelijk is zonder dat de veiligheid voor transfusieontvangers negatief wordt beïnvloed.

Nieuwe gebruiksvriendelijke Volari-app. voor en door mensen met COPD

In samenwerking met meer dan 100 Nederlandse COPD-patiënten ontwikkelde Novartis de Volari-app.; een uitgebreide en gebruiksvriendelijke applicatie voor de smartphone en tablet die inzicht geeft in de dagelijkse leefstijl van COPD-patiënten en ze helpt en stimuleert om de ziekte beter te managen.

De app. houdt aan de hand van persoonlijk vastgestelde doelen scores bij van de zes belangrijkste onderdelen die het leven van een COPD-patiënt beïnvloeden: rookgedrag, de inname van medicatie, de waterconsumptie, het aantal minuten lichaamsbeweging, de kwaliteit van de nachtrust en de mate van klachten. Daarnaast wordt er een vraag gesteld over hoe iemand zich voelt.

Scores geven inzicht en werken stimulerend
Het invoeren van de gegevens is heel eenvoudig. En de patiënt kan per dag, per week of per maand aan de hand van overzichtelijke rapportages die real time oproepbaar zijn, zien hoe het met hem of haar gaat. Het voordeel daarvan is dat patiënten zich meer bewust worden van hun gedrag en patronen gaan herkennen. Dit kan ze wakkerschudden en vooral stimuleren.

Inzet patiënt bepalend voor behandeling
“De belangrijkste factor bij het behandelen van COPD is de patiënt zelf” stelt Thys van der Molen, hoogleraar astma en COPD in Huisartsengeneeskunde bij het UMCG (Universitair Medisch Centrum Groningen) en tevens betrokken bij het ontwikkelen van de app. “De inzet van de patiënt is bepalend en een dergelijke app. is een belangrijk instrument en een efficiënte mogelijkheid om hem of haar daarbij te begeleiden.”

Beloningssysteem
Goed gedrag wordt door Volari beloond met awards die in een virtuele prijzenkast komen te staan. Daarmee worden gebruikers gestimuleerd om dagelijks in te loggen en de vragen te beantwoorden. Juist dit aspect is volgens Van der Molen belangrijk omdat je dagelijks actief bezig moet zijn met het verbeteren van je gedrag en resultaten vaak pas na langere tijd zichtbaar zijn.

Luchtvochtigheid
Volari laat verder elke dag het weerbericht zien, met de actuele luchtvochtigheid. Hierdoor kunnen mensen met COPD zich goed voorbereiden door bijvoorbeeld een dag later buiten te gaan sporten.
Ook is veel achtergrondinformatie (filmpjes) over COPD beschikbaar en worden praktische tips over eten, bewegen en slapen gegeven.

Delen van rapportages met zorgverleners
De rapportages van de Volari-app. kunnen worden gedeeld met bijvoorbeeld de zorgverlener of met naasten die helpen bij het managen van de ziekte. Voordeel voor artsen is dat ze in één oogopslag een volledig en objectief beeld krijgen over de afgelopen periode. De vragen die dagelijks aan de COPD-patiënten worden gesteld, zijn gebaseerd op de CCQ-vragenlijst (Clinical COPD Questionnaire) die wordt toegepast door behandelaars om de ziektelast van de patiënt in te kunnen schatten.

Volari is vrij toegankelijk en gratis te downloaden in Google Play en de App Store.