Resistente Aspergillus schimmels gevonden bij bedrijfsmatige compostering

Resistente schimmelEr zijn specifieke locaties (’hotspots’) gevonden waar resistente vormen van de schimmelsoort Aspergillus fumigatus in relatief grote hoeveelheden aanwezig zijn. Dit zijn locaties waar bedrijfsmatige compostering plaatsvindt. Deze resistente Aspergillus is minder of niet langer gevoelig voor antischimmelmiddelen (azolen). Dit kan nadelige gevolgen hebben voor de behandeling van patiënten met een Aspergillus-infectie. Dat blijkt uit onderzoek van Radboudumc, Wageningen Universiteit en het Centrum voor Landbouw en Milieu in opdracht van het RIVM.

Aspergillus fumigatus (Aspergillus) is een schimmelsoort die veel voorkomt in het milieu op rottend plantaardig materiaal. De schimmel maakt miljoenen sporen die overal aanwezig zijn in binnen- en buitenlucht. Het inademen van sporen leidt bij gezonde mensen niet tot problemen, maar kan bij patiënten met een verzwakt immuunsysteem leiden tot een infectie in de longen. In de afgelopen jaren wordt steeds vaker verminderde gevoeligheid waargenomen voor azolen bij Aspergillus. Deze resistentie heeft nadelige gevolgen voor behandeling van patiënten met een Aspergillus-infectie.

Radboudumc, Wageningen Universiteit en het Centrum voor Landbouw en Milieu hebben onderzocht welke omstandigheden het ontstaan en de vermeerdering van resistente Aspergillus mogelijk maken. In dit onderzoek is nagegaan of er specifieke locaties zijn in het milieu waar de omstandigheden zo zijn dat resistente schimmel zich kan ontwikkelen, kan vermeerderen en zich kan verspreiden. Deze specifieke plekken worden in het onderzoek ‘hot spots’ genoemd.

In het onderzoeksrapport is een aantal hotspots beschreven die met elkaar gemeen hebben dat er sprake is van bedrijfsmatige compostering, zoals de verwerking van houtafval of van afval uit de bollenteelt. Ook is een nieuwe resistente vorm van Aspergillus aangetroffen in compost waarin azolen aanwezig zijn. De wijze van composteren lijkt invloed te hebben op het overleven van (resistente) Aspergillus. Zo kan regelmatig omleggen van de composthopen mogelijk de groei van Aspergillus verminderen.

Op basis van de onderzoeksresultaten beveelt het RIVM onder andere aan om verder te onderzoeken of en hoe mensen besmet worden door sporen uit deze hot spots. Ook wordt aanbevolen om de bedrijfsmatige behandeling van organisch afval onder de loep te nemen om mogelijke aanpassingen te vinden en uit te proberen die de groeicondities voor Aspergillus minder gunstig maken zodat resistentie-ontwikkeling en verspreiding kan worden verminderd of voorkomen.

Daarnaast heeft het RIVM in overleg met diverse universitair medisch centra en medische instellingen een advies opgesteld over de surveillance en diagnostiek van infecties met Aspergillus en triazolenresistentie.

Op dit moment wordt een vervolgonderzoek uitgevoerd dat naar verwachting aanvullende informatie zal opleveren over de factoren die resistentievorming bij Aspergillus beïnvloeden.

België en Nederland investeren samen 6 miljoen euro in klinische studies

Het Belgische Federaal kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en ZonMw, de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie, hebben op 30 november een overeenkomst getekend om samen 6 miljoen euro te investeren in vergelijkende, praktijkgerichte klinische studies.

Het doel van BeNeFIT (Belgium-Netherlands Funding of International Trials) is dat Belgische en Nederlandse instellingen samen niet-commercieel praktijkgericht onderzoek uitvoeren, dat relevant is voor patiënten, zorgverleners en beleidsmakers in beide landen. In januari 2018 zullen het KCE en ZonMw Belgische en Nederlandse onderzoekers uitnodigen om gezamenlijke studievoorstellen in te dienen, en indien geselecteerd, ook uit te voeren.

Gezondheidszorgvragen relevant voor beide landen
De doelmatigheid van bestaande interventies in de gezondheidszorg wordt nog onvoldoende in klinische studies vergeleken (bv. vergelijking tussen medicatie en operatie, of tussen wel en niet opereren). Bovendien is veel onderzoek niet praktijkgericht, waardoor de resultaten niet onmiddellijk bruikbaar zijn in de dagelijkse medische praktijk. Vergelijkende, praktijkgerichte studies dragen bij tot een betere patiëntenzorg en een efficiënter gebruik van publieke middelen. In Nederland financiert de overheid om die reden dergelijke studies via de ZonMw-programma’s Goed Gebruik Geneesmiddelen en DoelmatigheidsOnderzoek. En in België gaf Minister van Volksgezondheid Maggie De Block in het najaar van 2015 de opdracht aan het KCE om een programma voor dergelijke klinische studies op te starten en op te volgen (KCE Trials).

Maggie De Block, minister van Sociale zaken en Volksgezondheid (België): ‘De best mogelijke behandelingen vinden voor de patiënt, dat is een van mijn prioriteiten als minister van Volksgezondheid. In 2015 heb ik daarom een programma rond praktijkgericht klinisch onderzoek gelanceerd in ons land. Met het project BeNeFIT zetten we nu een nieuwe stap in dit verhaal: door de handen in elkaar te slaan met Nederland, vergroten we de schaal en bundelen we onze expertise en middelen. Dat zal ons toelaten om sneller vooruitgang te boeken, in het belang van de patiënt.’

Nu gaan KCE Trials en ZonMw de krachten bundelen onder de benaming BeNeFIT. Vele vragen zijn immers relevant voor de gezondheidszorg in beide landen en door samen te werken kunnen klinische studies sneller en efficiënter worden uitgevoerd. Dit pilotproject biedt onderzoekers, maar ook de financierende overheidsorganisaties, een unieke kans om elkaar te versterken en van elkaar te leren.

Bruno Bruins, minister voor Medische Zorg (Nederland): ‘Nederland en België werken al intensief samen op het gebied van geneesmiddelen. De samenwerking op het gebied van onderzoek is een mooie nieuwe stap in onze hechte relatie. Voor beide landen levert de samenwerking veel op. Doordat Belgische en Nederlandse organisaties de handen ineen slaan wordt het onderzoek beter en worden de resultaten waardevoller voor onze samenleving.’

Gezamenlijke oproep tot voorstellen in januari 2018
Naar verwachting in januari 2018 zullen beide organisaties een gemeenschappelijke oproep doen aan Belgische en Nederlandse onderzoekers, voor onderzoeksvoorstellen die relevant zijn voor patiënten, zorgverleners en beleidsmakers uit beide landen. Deze oproep wordt op beide websites geplaatst. Met een budget van maximaal 6 miljoen euro zal BeNeFIT studies financieren met patiënten in beide landen, met een goede geografische spreiding en in België ook een goede spreiding over de twee taalgemeenschappen.

De definitieve, ook weer gezamenlijke en gecentraliseerde selectie van de ingediende voorstellen, zal in juni 2019 worden bekendgemaakt.

 

KNGF ernstig bezorgd over afnemende dekking Fysiotherapie

Afbeeldingsresultaat voor fysiotherapie praktijkHet Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie (KNGF), de beroepsvereniging van fysiotherapeuten, luidt de noodklok over de sterk afgenomen dekking voor fysiotherapie in de meeste aanvullende zorgverzekeringen. Met uitzondering van CZ hebben alle zorgverzekeraars het aantal behandelingen voor fysiotherapie, of het maximum te vergoeden bedrag in hun polissen substantieel verlaagd. In de meeste gevallen zijn de premies daarentegen verhoogd.

Daarbij komt dat zorgverzekeraars een goede verzekering voor patiënten die veel fysiotherapie nodig hebben wél aanbieden, maar de toegang daartoe door hindernissen als medische selectie, behandelindex en hoge premies voor veel patiënten steeds moeilijker maken. Voor patiënten die geen aanspraak kunnen maken op fysiotherapie uit de basisverzekering zoals reumapatiënten en patiënten die lijden aan hartfalen, is dit een groot probleem.

‘Voor dergelijke patiënten die fysiotherapie hard nodig hebben om medische redenen, wordt fysiotherapie steeds onbereikbaarder. Recent onderzoek door bureau Ruigrok heeft uitgewezen dat 56% van de ondervraagden (een doorsnee van de Nederlandse bevolking) weken of zelfs langer dan een maand met klachten blijft rondlopen. Dat gebeurt onder andere omdat men opziet tegen de kosten. Mensen die écht veel fysiotherapie nodig hebben en daar dus een onbeperkte dekking in het aanvullende verzekering voor nodig hebben, komen helemaal bedrogen uit. Zij zien hun premie stijgen, als zij die onbeperkte dekking willen behouden.

Hoewel ik me kan voorstellen dat verzekeraars de zorgkosten in de hand proberen te houden, maken zij hiermee een beweging die haaks staat op het feit dat goede fysiotherapie duurdere behandelingen zoals ziekenhuisopname en interventies van medisch specialisten kunnen uitstellen of zelfs voorkomen. Het besef dat deze zogenaamde substitutie enorme besparingen in de kosten voor de gezondheidszorg kan opleveren is inmiddels breed doorgedrongen. Er is zelfs een passage in het regeerakkoord over opgenomen. Dat verzekeraars de verzekering van fysiotherapie nu moeilijker maken betekent op termijn dus juist een verhoging van de kosten. Zolang fysiotherapie niet in de basisverzekering is opgenomen is dat onbegrijpelijk en potentieel schadelijk voor patiënten’, reageert KNGF-voorzitter Guusje ter Horst.

Het KNGF heeft haar 19.000 leden een informatiepakket toegestuurd waarmee zij hun patiënten kunnen informeren over de aanvullende verzekeringen waarin fysiotherapie gedekt wordt. Deze campagne met als slogan ‘Fysiotherapie verzekeren? Dat gaat zo maar niet!’ waarschuwt patiënten voor teruglopende dekking in hun huidige verzekering en voor hindernissen die verzekeraars opwerpen voor de toegang tot verzekeringen met onbeperkte dekking.

‘Verzekeringen voor onbeperkte fysiotherapie worden wel aangeboden. Echter, verzekeraars beperken de toegankelijkheid daarvan door bijvoorbeeld medische selectie toe te passen. Dat betekent dat ze zich het recht voorbehouden om iemand te weigeren als zijn of haar gezondheidstoestand een te groot risico vormt. Dat is onverteerbaar in een systeem dat gebaseerd is op solidariteit.

Verder hanteren verzekeraars  nog steeds de zogenaamde behandelindex als afrekeninstrument. Als de fysiotherapeut boven een door de verzekeraar bepaald gemiddeld aantal behandelingen komt, dan krijgt hij voor de volgende behandelingen een lagere vergoeding. Strafkorting dus. Dat maakt dat een serie behandelingen voortijdig beëindigd moet worden, terwijl de patiënt dacht voor veel meer behandelingen verzekerd te zijn.

Dit soort maatregelen maakt de zinnige en zuinige zorg die fysiotherapeuten leveren, steeds minder bereikbaar voor steeds grotere groepen patiënten.’, aldus Ter Horst.