Strategie van farmaceutische bedrijven om de armen te bereiken wordt volwassener maar de uitbreiding gaat stapsgewijs

De manier waarop farmaceutische bedrijven medicijnen beschikbaar maken voor mensen in arme landen en wereldwijde gezondheidsprioriteiten aanpakken wordt steeds geavanceerder. De schaal waarop dit gebeurt beperkt zich echter nog tot een relatief klein aantal producten en landen. Er liggen duidelijk nog kansen voor de geneesmiddelenindustrie om uit te breiden.

De vandaag gepubliceerde Access to Medicine Index rangschikt de top 20 farmaceutische bedrijven naar gelang hun inspanningen om de toegang tot medicijnen in 106 lage- en middeninkomenslanden te verbeteren. In de vijfde editie van de Index voert GSK wederom de ranglijst aan. Dit bedrijf presteert het beste als het gaat om medicijnen te ontwikkelen die specifiek nodig zijn in arme landen, het betaalbaar maken van medicijnen en grootschalige donatieprogramma’s voor vergeten tropische ziektes.

GSK wordt op de voet gevolgd door drie bedrijven die ook goed scoren: Johnson & Johnson, Novartis en Merck KGaA. De farmaceutische industrie is zeer divers, en de benadering die bedrijven kiezen voor access-to-medicine idem dito. Echter, de vier bedrijven aan de top van de Index delen wel een aantal kenmerken. Zo hebben zij de meest volwassen access programma’s, die gekoppeld zijn aan een bedrijfsstrategie om duurzaam te opereren in opkomende markten. Zij investeren in R&D voor medicijnen en vaccins, waar dringend behoefte aan is ontwikkelingslanden.

Dit jaar heeft de Index scherper gemeten in hoeverre de access programma’s van de farma bedrijven zich richten op ziektes, landen en bevolkingsgroepen waar de prioriteit het hoogst is voor nieuwe en betaalbare medicijnen. Hier laat de Index uiteenlopende resultaten zien.

De bedrijven hebben 850 producten op de markt voor de 51 meest belastende ziektes in lage- en middeninkomenslanden, en er zijn nog eens 420 producten in ontwikkeling. Dit is inclusief 100 producten die nieuw geintroduceerd zijn sinds 2014, en 151 producten die commercieel minder interessant zijn voor de farmaceutische industrie maar waar wel dringend behoefte aan is.

De Index laat zien dat bedrijven de meerderheid (67%) van hun onderzoeksprojecten voor producten met hoge prioriteit maar met weinig commercieel potentieel in samenwerking met partners doen.

Jayasree K. Iyer, Directeur van de Access to Medicine Foundation: “We zien duidelijk dat de industrie samenwerkingsmodellen omarmt als het gaat om de ontwikkeling van medicijnen die dringend nodig zijn en die anders niet in aanmerking zouden komen, omdat er geen commerciele markt voor is. Dit is een positieve ontwikkeling.”

Voortgang als het gaat om het beter beschikbaar maken van meer medicijnen is ook zichtbaar in de manier waarop bedrijven met hun patenten omgaan en de mate waarin zij andere producenten toestemming geven om generieke versies van hun producten te maken. Sinds 2014 hebben zeven bedrijven nieuwe of uitgebreide toezeggingen gedaan dat zij af zullen zien van hun patentrechten voor bepaalde producten in bepaalde regio’s. Er zijn nu meer HIV/AIDS producten die worden gedekt door vrijwillige licenties en deze zijn van toepassing in meer landen dan ooit. En voor het eerst worden ze ook gebruikt om toegang uit te breiden tot medicijnen voor een andere ziekte dan HIV/AIDS, namelijk hepatitis C. Wereldwijd lijden tussen de 130 en 150 miljoen mensen aan een chronische hepatitis C infectie.

Een medicijn kan echter alleen beschikbaar worden gemaakt in een land als het daar geregistreerd is. De Index laat zien dat bedrijven hun nieuwste producten slechts in een kwart van de landen met de hoogste urgentie laten registreren.
De betaalbaarheid van medicijnen, vaccins en diagnostische middelen is een andere belangrijke component van access. Volgens de Index worden prijsstrategieen gericht op de koopkracht van armere mensen bij een derde van de producten (280 van de 850 producten) voor de ziektes gemeten door de Index, toegepast. Maar slechts

5% van die producten (44 van de 850), heeft een prijsstrategie die voldoet aan de criteria van de Index, waarin een scala van sociaal-economische factoren wordt meegewogen. De meerderheid van helft van deze producten is van GSK, AstraZeneca en Sanofi.

Overige bevindingen:
– Een kwart van de onderzochte bedrijven (5) is met pilots voor nieuwe
bedrijfsmodellen bezig die ten doel hebben om lage-inkomenslanden te bereiken.
– Ziektes die de meeste aandacht krijgen van bedrijven in het kader van toegang tot
medicijnen zijn: hart- en vaatziektes, infecties van de lagere luchtwegen en HIV/AIDS.
– R&D richt zich met name op vijf ziektes, met de nadruk op infecties van de lagere
luchtwegen, gevolgd door diabetes, malaria, virale hepatitis en HIV/AIDS.
– De meeste bedrijven werken aan het verbeteren van de gezondheidssystemen in lage- en
middeninkomenslanden. Zes bedrijven stemmen hun activiteiten gericht af op wat er
nodig is in een land, en doen dit samen o.a. met regeringen, universiteiten en NGO’s.

De grootste stijgers van de Index zijn AstraZeneca en het Japanse Takeda. Deze twee bedrijven hebben hun strategie voor toegang tot medicijnen flink uitgebreid en vernieuwd. AstraZeneca is acht plaatsen gestegen en staat nu in de top 10 op plek 7. Takeda klom vijf plaatsen naar plek 15.

Novo Nordisk, Roche en Gilead zijn ondertussen ingehaald door de concurrentie en waren de sterkste dalers van de Index.

Iyer: “We hebben deze 20 bedrijven nu tien jaar gevolgd. We weten wat werkt, en waar. Er wordt goed werk verricht en waar er mechanismes zijn die de geneesmiddelenindustrie stimuleren, zoals samenwerkingsmodellen voor R&D en gezamenlijke internationale inspanningen voor bepaalde ziektes, dan zien we dat de industrie daarop reageert. Toegang tot medicijnen is een verantwoordelijkheid van alle partijen. De industrie, regeringen, NGO’s en de internationale gemeenschap moeten zichzelf uitdagen steeds een stapje verder te gaan. We willen meer producten in meer landen, zodat medicijnen en vaccins terecht komen bij de mensen die ze nodig hebben.”